Mels ergert zich aan zijn jaloerse gevoel jegens het normale leven van anderen
Want wat ik me ook aan erger, is dat je zo jaloers wordt, hè. Als ik hier zo zit en ik kijk dan naar buiten, ja nou is het natuurlijk [lacht] niks te beleven. [lacht] Maar bij normaal weer dan zie je de mensen fietsen of je ziet de mensen wandelen hand in hand. En dan denk je ook, dat moet ik toch ook kunnen? Maar dat gaat niet meer. Wie zit er op mij te wachten? Achtenzeventig jaar. Hè, zit niemand meer op te wachten. Maar ik zie dat dan wel hè.
En wordt u daarin belemmerd door de dementie?
Ja, nou, het draagt er wel aan bij denk ik. Als ik, keihard gezegd, die dementie niet had, dat ik normaal kon leven, zoals ik had moeten kunnen leven. Dan had ik een heel ander leven. Met veel plezier. En had ik ook nog een auto. En dan had ik misschien ook nog een vrouw. Ja. Nu heb ik niks. Ik heb niks. Narigheid. Kun je potje gaan zitten janken hier. [-] Nee er is niet veel van te maken hoor. En, dat zul jij best meenemen, zoals ik het dus breng en het zeg. Jij voelt best van dat het niet eenvoudig is. En ik moet het, ja, ik moet het zelf doen en ik moet zoveel mogelijk invullingen doen. Maar, wat het ook is, je moet het doen om niet helemaal te struikelen. Maar dat is hartstikke moeilijk. [-] Kijk, dus maar een beperkte dingen dat je zegt, nou daar heb ik wat plezier van. Maar ja, dat is, dat is, je zou bijna zeggen van, het is afgeknepen hè. [-] Ja het is allemaal hartstikke jammer dat, je bent gewoon een stuk van je leven kwijt.