Gré bezocht haar vader dagelijks
En toen ging ik elke middag naar hem toe en ik verdeelde mijn werk en mijn bezoeken aan vader. Dat regelde ik zo dat ik, mijn werk moest ook doorgaan en ik wilde ook elke middag naar hem toe. En dan, ging ik, zette ik hem in de rolstoel en dan gingen we de stad in, het [park], eendjes voeren. Naar de straat gingen we luisteren bij het draaiorgel, we deden allemaal leuke dingen. Op het terras zitten en ijsjes eten. Dat heb ik twee jaar zo met hem gedaan. En hij klaarde helemaal op, hij was mij ook niet kwijt, misschien kwam dat wel omdat ik elke dag daar was dat hij mij niet kwijtraakte. Terwijl ik één keer dacht thuis van: En nu moet ik één middag verstek laten gaan, want ik heb zoveel werk te doen, dat blijft er allemaal maar bij liggen, ik moet strijken. Die overhemden stapelen zich maar op, ik moet wel een middag strijken hoor. Dus ik stond daar te strijken. Ik had twee overhemden klaar en ik keek steeds op die klok. Ik dacht: Nou is het bezoek. Nou komen mensen daar binnen. En ineens trok ik die stekker eruit, ik denk die overhemden die zijn de baas over mij. En ik stapte in de auto en ik reed weg en ik had zoveel oponthoud dat ik een half uur te laat kwam. Toen stond ik in een open deur, zat een verpleegster zat bij vader zo op de stoel, armen om hem heen en toen zei ze van: Moet je eens kijken wie daar staat? En toen was hij zo blij, zijn oogjes glinsterden. Mijn wichtje, riep hij door de zaal. En ik vloog naar hem toe, ik denk dat doe ik nooit meer. Overhemden de baas zijn, dat doe ik nooit weer. En we hebben een heerlijke middag gehad en zo heb ik dat twee jaar lang gedaan.