Gré vond het zwaar om haar vader naar het verpleeghuis te brengen
Toen moest hij naar een verpleeghuis maar we wisten niet waar. Het was allemaal vol. Totdat er een plaatsje vrij kwam in een verpleeghuis in [plaats] en daar kon ik hem direct heenbrengen. En dat was voor mij heel erg zwaar. Ik zette hem naast mij in de auto en hij had dus zelf niks door. Hij dacht dat hij met mij naar huis ging, maar ik denk hij komt nooit weer in zijn eigen huis. En dat was heel erg, heel erg zwaar gewoon. En toen ik hem in [plaats] in dat verpleeghuis, ja, of, ik installeerde hem niet, maar ik moest wel zo lang weg, dat ze hem gingen, een plaatsje gingen geven en zo. En toen liep ik in de straat, in de hoofdstraat, en toen moest ik, en het was zo verschrikkelijk druk, en het was net of alle mensen dwars door me heen liepen. Niemand zag mij, niemand zag hoeveel verdriet ik had, helemaal niemand. Het was of ik alleen op de wereld was maar ook of al die mensen dwars door me heen liepen. Het was een verschrikkelijk moment, totdat ik weer naar binnen mocht en later zei van nou pap, nou ga ik naar huis, hoor, ik kom morgen weer. Ja, zegt hij, we gaan naar huis hoor, kom maar, haal mijn jas maar. Maar dat kon helemaal niet, hoe moest ik dat nou weer oplossen. Ik zei: Nou, weet je wat, als jij nou hier blijft, ga ik nou naar huis en morgenvroeg kom ik weer terug. Heel vroeg. Toen kreeg ik dat klaar en ik reed weg. Maar als in, als in een waas reed ik naar huis. Dat er geen ongelukken zijn gebeurd, dat snap ik nog niet, want ik had mijn verstand helemaal nergens bij.