Joke durfde niet meer de fietsen en te autorijden
Nee. Nee, dat durf ik niet meer. Nee. Ik ben zelf gestopt, ik zeg tegen [naam], ik ga niet meer fietsen, ik ben onzeker geworden. Ik zeg, en dan moet ik niet meer op de fiets gaan zitten. En dan hier met die schooljeugd ook, nou, ik zou er niet met, ik zie ze dan, hè, ik vind het altijd heel gezellig als die school uitgaat, maar dan denk ik wel eens bij mezelf, ik zou er niet meer tussen hoeven te zitten. Ik ben onzeker, ik heb ook wel auto gereden, hè, dat we naar [plaats] gingen en dat we om de beurt reden. Dat vond ik heel lekker hoor, vooral op de grote weg, ik mocht altijd het liefste op de grote weg rijden, niks geen gezeur met een straatje zus en een straatje zo, nou, dan wisselden we elkaar af. Dat doe ik ook niet meer, jaren al niet. Nee hoor, oh nee, daar moet ik niet aan denken. Je hebt zo een ongeluk. Of door jezelf of door een ander. En dat vind ik voor [naam] wel eens erg, maar [naam] vindt het niet erg. Nou, dan stoppen we een keer onderweg en dan gaan we ergens koffie drinken en dan gaan we weer verder. Of we eten een hapje onderweg ergens. Nee, maar dat, dat, ik fiets niet meer en ik rijd ook geen auto meer. Nou, lopen kan ik nog wel, ja het lopen dat is moeilijk wel, ik ben gauw moe en zo, maar dat geeft allemaal niks, dat komt door de ouderdom. Maar verder kan ik, ja vind ik dat ik zelf nog wel een heleboel kan, in huis ook nog wel.