De heer Klaassen denkt bij doodgaan aan terugkijken op je leven
Waar denkt u dan aan?
Ja, goed, hoe zal dat zijn en dan denk ik aan mijn ouders en aan mijn broers, zussen, die gestorven zijn. En dan denk ik, wanneer ben jij aan de beurt, hè, wanneer zou dat zijn en, en wat gebeurt er dan? En degene die achterblijft en, ja, dat soort ideeën en gedachten, die spelen dan voornamelijk een rol. Ja, en ik merk dat ik, vaker denk aan dood gaan en in een situatie komen, waarin je, die je niet meer handelen kunt en dat hoe zeg je dat nou netjes?, dat [-] dat probeer ik zoveel mogelijk te vermijden, die gedachte probeer ik te vermijden. Maar ik weet wel dat dat er is.
En waar denkt u dan aan, aan het dood gaan?
Ja, als je door iets te krijgen en dan, hoe gaat dat verder? Ik ben katholiek opgevoed, dus ja, heb daar wat ideeën over. Maar ik zie er wel tegenop, ja.
Waarom is dat?
Ja, door je kinderen niet meer te zien, door je vrouw niet meer te zien, door je relaties, die vallen weg en dat doet pijn denk ik, ja. Daar denk ik wel eens aan. Ja. Stel dat die dementie of die Alzheimer of hoe jullie dat ook noemen, verder doorzet en straks als een verpleeghuismannetje je einde moet afwachten. Dat dat benauwt mij zeer, ja. Ik probeer maar zo lang mogelijk te doen. Ik zeg drie keer op een dag tegen mijn vrouw, heb je niks te doen voor mij, moet ik nog wat boodschappen doen, is dit al gehaald of zo, weet je wel? Dat ik maar iets, met iets bezig ben. Ik had een volkstuin, heb ik verteld?
Ja.
Oh, die heb ik moeten afzeggen, omdat dat niet meer lukt. En dan denk ik, zie je wel, dat ook al niet meer, hè? En ja, je kunt toch niet in de toekomst kijken.
En wat betreft doodgaan, toen zei u van, ik heb katholieke ideeën.
Ja.
Maar waar denkt u dan aan?
Dan denk ik, ja, dat je dus, straks afgerekend wordt over hoe je leven geweest is en wat vind ik daar zelf van, heb ik alles gedaan, waarvan ik, waarvan verwacht wordt, dat je het doet. wat heb ik ooit verkeerd gedaan en wat had ik zeker niet moeten doen en dat soort dingetjes.