Ingrid vond het heel erg dat ze geen gebak kreeg aangeboden op haar werk
En op het werk gingen ze in één keer [-] gingen ze me overslaan. Als er een traktatie kwam, dan, dan zeiden [-] dan zaten we met zijn allen koffie te drinken en dan was er gebak. En dan, [-] toen zaten ze naast me en dan sloegen ze me zo over. En dat vond ik heel erg. En dat heb ik toen gezegd tegen hen ook van dat moet je niet doen. Ja, maar ik vind het zo zielig want je mag het niet hebben en dan bied ik het je wel aan. Ik zeg ja, maar als je me overslaat, vind ik nog veel erger. Ik zeg want het moet mijn keuze zijn. Ik zeg dus dan bied jij het me aan en dan zeg ik nee, dank je. Ik zeg en dan heeft het twee dingen. Ik heb het en niet genomen en ik ben ontzettend trots op mezelf dat ik heb afgeslagen. Ik zeg maar je moet mij de keuze laten. En als ik het wel wil, dan neem ik het gewoon. Ik zeg want ik mag ook af en toe zondigen. O ja, nee zei hij helemaal niet bij stilgestaan dat je dat zo voelt. Ik zeg overslaan is veel erger. Alsof ik iets aparts ben. En dat wil ik niet. Dus dat, dat heb ik er nou goed in. Ik zit ook [-] op kantoor zit een collega tegenover mij. En die mag graag van die chocolade dingetjes eten. Smarties, weet ik veel, en, of van die maltesers, die [-] en dan had ze ze in de la. En dan iedere keer zo heel stiekem. En dan hoorde ik haar. Ik zeg wat doe je nou iedere keer? Ja zegt ze maar dat wil ik niet doen voor jou. Ik zeg gewoon doen. Ik zeg want dat valt meer op. Ik zeg als je zo stiekem in je la gaat zitten prutsen, ik zeg dat valt me pas op. Ik zeg dat vind ik pas erg. Ik zeg je moet het gewoon op tafel zetten. Ik zeg dat geeft niet, jij hoeft niet te lijden omdat ik iets heb, ben je mal. Dus nou, en dat gaat prima.