Christa voelde zich hulpeloos, machteloos en eenzaam toen haar kindje op de neonatologie lag
En op een gegeven moment, nou dan mocht ik dan eindelijk naar hem toe. Dan word je met je bed en al die kanten uitgereden. En dan tref je daar je kind aan die aan alle denkbare draadjes en slangetjes levens-, levenloos in zo’n bedje ligt op de neonatologie. Dat is het meest onwerkelijk wat er, wat er, wat er is. Dan gaat gewoon echt, alles effe… de grond zakt gewoon onder je zoe-, onder je voeten vandaan. Daar wil je nooit je kind zien liggen, niet op die manier. Want er liggen daar ook veel prematuurtjes, maar die zijn te vroeg geboren. Die liggen daar te groeien. En dat is heel rustig… hè dat kan ook natuurlijk heftig zijn, en, en, en eng ofzo. Maar mijn kind… Iedereen keek zo zorgelijk. Toen ik daar ook binnenkwam… En trouwens, die hele periode dat hij daar lag. Negen van de tien keer als ik daar binnenkwam, stond er wel een groepje verplegend personeel en artsen om zijn bed heen. En bij niemand anders was dat [lacht]. Was steeds alleen bij hem. Stonden ze met z’n allen om hem heen, want dan was er weer wat.
……
Hij was zes dagen oud, toen mocht ik hem eindelijk weer vasthouden. Dat was nog een hele kunst. Dat hebben ze met z’n tweeën gedaan. Want hij lag natuurlijk nog steeds aan al die snoeren. Hebben ze met z’n tweeën… moesten ze hem zo omkeren dat ze hem bij mij neer konden leggen. Dat buidelen en dat… ja, dan… ja, ze zeiden ook dan lig je ongeveer twee uurtjes met je kind ofzo. Na tweeënhalf uur kwamen ze eens kijken van goh, hè gaat het nog goed? [lacherig] Maar ik was allang blij dat ik hem vast mocht houden
……
Dat heeft me heel goed gedaan. Dat… Toen hij eindelijk van die beademing af mocht. Op een gegeven moment mocht hij ook die naaldjes uit zijn hoofd. Hoefde niet meer geregistreerd te worden. Ineens was het, leek het weer gewoon een normale baby. Of tenminste, bijna normaal. Hij lag nog steeds aan vier infusen ofzo. Maar hij, hij kon me, of tenminste mij aankijken… Hij keek me niet echt aan. Maar het leek op een, op een baby. Het was al die tijd was het meer een… ik kan, ik kan het niet goed omschrijven. Het is gewoon heel onwerkelijk. Zo hoort een baby er niet uit te zien met al die draadjes en al die ellende
…….
Maar ik ben hem meerdere malen, ben ik hem echt kwijt geweest. Dus… Maar dat heb ik me toen niet beseft. Echt niet. Dat… Ik heb alleen maar zitten huilen, geloof ik. Als ik daar was, dat, het stroomde, het stroomde gewoon over mijn wangen heen, de tranen. En meer als dat kan je ook niet echt doen. Je kan niks. Dat is ehm… dat helemaal dat hulpeloze gevoel. Je ma-, je mag niks. Als hij een schone luier nodig had, dat eh, deed de verpleging dan. De laatste paar dagen kon-, mocht ik dat eindelijk wel doen. Maar in het begin natuurlijk helemaal niet. Dat eh… dat is heel machteloos is dat. En ik moet je zeggen, dubbel zo eenzaam. Want dan heb je je familie natuurlijk wel eh, wel bij je, of ehm, die je steunt. Maar je doet het niet met z’n tweeën. En dat-, je krijgt je alles in je eentje te verwerken. En het was echt gewoon een stortvloed van slecht nieuws wat ik over me heen heb gekregen. Elke dag hadden ze wel weer slecht nieuws. Ze hadden ’s morgens slecht nieuws, ze hadden ’s middags slecht nieuws. Het hield echt niet op. Dat was ehm… ik weet niet wat… je weet gewoon niet hoe je daar mee om moet gaan. Er is geen, geen richtlijn voor. Ze zeggen niet van dat moet zo, of… ja, ik weet het zelf ook niet. Je laat het over je heen komen. Je moet. Je staat in de overlevingsmodus en dat heb ik tot de dag van vandaag, een beetje, ja zo rondgelopen. Je blijft natuurlijk bang als hij… Op een gegeven moment ben je dan wel thuis. Maar die, die angst is niet zo heel snel weg.