Ger vertelt over de waanbeelden en hallucinaties bij zijn vader
We moeten er ook om lachen af en toe. Als hij snapt, dat het hallucinaties zijn, dan is het prima. Maar als hij het niet snapt, dan is het verschrikkelijk.
En wat zijn die hallucinaties? Want in het begin zei u, zag hij dieren? Blijft het steeds bij dieren?
Dieren. Ja, dieren, in het begin waren het heel erg dieren, maar hij heeft ook bomen die met hem meeliepen in het bos. Het verschil niet meer kunnen maken tussen een mens en een boom. Fietsers af en toe. Dat hij op een bankje zat, dan zag hij honderden fietsers voorbij fietsen. Ja, dat is geweldig als je weet dat je op een zandweggetje, met honderden fietsers. Ik zeg, pa, kijk nu eens, pa, wat voor pad hebben we? Oh, oh, dat kan dus niet? Nee, dat kan niet. Oh, dan zullen het wel geen fietsers zijn. Nee, maar ik zie ze wel. Snap je? Dus dat schemergebied tussen ik snap dat ze er niet zijn, maar ik zie ze wel. Dat gaat met fietsers goed. Met honden als ze lief zijn ook wel. Maar af en toe stond hij stokstijf stil en zeg je, kom, loop eens door. En zegt 'ie, ja, maar wat moeten we nou, er staan drie honden om me heen. Ik zeg, ja, die doen niks. Nee, nee, zegt 'ie. Snap je? En dan denkt 'ie, och, hij had drie herdershonden voor zich, die hem aan willen vallen. Dat is na vijf minuten weer weg en dan zijn ze ook weer weg. Maar die angst blijft wel bij hem. Dat waren de dieren. Later, en dat was echt nog veel erger, toen, toen kreeg 'ie vooral 's avonds, als 'ie thuis zat met zijn vrouw, dan kwamen er allemaal mannen binnen. En die mannen, die deden allerlei seksueel getinte handelingen met mijn moeder. Nou, dat was verschrikkelijk, dat was verschrikkelijk. Toen zijn we dus ook 's avonds vaak naar hem toe gegaan. Ja, dat wordt dan wel belastend als je overdag een keer geweest bent en dan 's avonds nog een keer terug moet, omdat die hallucinaties opspelen. Ja, daar was geen kruit tegen gewassen. Behalve inderdaad bezoek. Nou ja, nou gaan ze weg, zei 'ie. Ja, nu kom jij, nu gaan ze weg. Dan waren ze weg, kwamen ze niet meer terug, maar dat heeft weken, weken geduurd voordat dat, dat, ja, dat was een ramp, dat is verschrikkelijk. Ook die angst en de hopeloosheid en de hulpeloosheid van mijn moeder. Want ze kan niks, ze zit alleen televisie te kijken. Toen kwamen die mannen via de televisie binnen. Want ze had een kamertje, dat is gewoon een complete paranoia, dat is complete achterdocht, wat dan helemaal naar boven komt. Ja, dat is, daar moeten we snel wat op vinden. [lacht] Wat dat is een verschrikking. Ik denk dat dat bij Lewy body hoort. Ik hoorde later, dat kunnen ook nog andere ziektes zijn, waar dat ook bij is, maar dat is Lewy body ten voeten uit, begreep ik. En dan is het ook 's nachts, ook nachtelijke onrust wel eens. Nachtelijke [lacht] dat 'ie huilt op z'n bed. Dat was wel grappig, had 'ie ratten op z'n bed, dat vind ik niet erg, zolang ze maar niet van m'n brood vreten. [lacht] Dat, snap je? Hoe kan het, dat je dus 's nachts ratten op je bed ziet en dan blijft slapen en denkt, dat is wel best. Zolang ze maar niet van m'n brood vreten.
Momenteel zit 'ie iedere avond op een berg. Zit 'ie dus, onder heeft 'ie vier meter diepte, zit 'ie dus helemaal stil, strak en bang in z'n stoel. Dan heeft 'ie vier meter diepte onder zich. Hij kan niet van z'n stoel af. Handig [lacht] maar ja, het is verschrikkelijk. Ik moet er wel om lachen. Hallo, zegt 'ie dan, hallo, hallo. [lacht] Is er iemand? Ja, er is iemand, dan kan 'ie, dat weet 'ie wel, maar hij kan het niet bereiken. Hij, hij kan die mensen, hij durft niet van z'n stoel. Nou ja, ik lok 'm van z'n stoel, dan lopen we, nou, ik hoef maar vijf minuutjes te lopen en het is gebeurd. En dat komt dan niet meer terug.